De geur van mijn beschermer

Project afb
Writer

Joyce van Diepen
Wonder en Wonder

Project afb
Writer

Joyce van Diepen
Wonder en Wonder

To read the English version click here

Fictie | Vrij werk | Inzending korte verhalen wedstrijd – thema WWII
De geur van mijn beschermer

1944 – Ik kijk naar mijn handen. Magere vingers. Vuil heeft zich diep in de poriën van mijn huid genesteld. Dit zijn niet meer de handen van een één-en-twintigjarige. De nacht dient zich aan. Hij houdt me nu al weken wakker. Uiteindelijk blijft niets zoals het is, maar ik vraag me nu al nachten af wat dit dan voor mij betekent.

De deur wordt ontgrendeld. Ze duwen hardhandig vrouwen de barak in. Ik zie lege blikken in hun ogen. Opvallend is de oogopslag van één vrouw. Vastberaden, doortastend. Ik herken haar. Het is Helene. Ik meende haar hier in het kamp al te hebben gezien. Waarom is ze dan nu naar onze barak overgeplaatst? Ze woonde bij ons in de straat. Ik weet het nog goed, ik liep met mijn moeder naar de kruidenier. Op een bankje zat zij innig verstrengeld met een oudere man. Mijn moeder sprak er schande van; zo’n jong blaadje met een rijpe, vermoedelijk getrouwde, man. Ik vond het vooral spannend. Hoe ruikt een oudere man? Ik zou het haar nu kunnen vragen. Ik kan alleen refereren aan de geur van het reukwater van mijn vader, mijn beschermheer. Waar zou hij toch zijn? Dagelijks rondvragen hier in het kamp heeft me niets opgeleverd, maar ik blijf hem zoeken. Mon père, hij rook. Nee! Hij ruikt heerlijk, naar een mix van kruidenextract. Mijn papa, die ik zo mis.

Is het een schande dat je je laat overspoelen door de onvoorwaardelijke aandacht van een charismatische man? Dat je kiest voor je eigen leven, kan toch geen schande zijn? Dit hier is schande! Hoe wij, als kadavers, op elkaar worden gestapeld, als afgekeurde zieke beesten, niet volwaardig om te mogen blijven leven.

Zij ziet mij. Ze kruipt naast mij op het versleten matras. Ik deel mijn jute deken met haar. Ze kijkt me aan en glimlacht. Ik breek, deze bekende uit de buurt voelt ineens als naaste familie. Ik huil en mijmer zacht, ‘Helene, je moet weten, ik ben bang voor de nacht.’ Ze trekt me tegen zich aan en troost me met woorden. ‘Onder de sterren ben je thuis.’ Mijn tranen stromen over mijn wangen.

Ik ontwaak uit een diepe slaap. Ik heb zowaar durven dromen. Papa kwam me halen om me naar huis te brengen. Ik omhelsde hem en wilde hem niet meer loslaten. Ik ruik zijn eau de cologne. Naast mij een lege plek.

English version

This is a short story in Dutch and there’s no translation.